Al een week voor de uitvoering van zondag 6 november stond op de website dat het concert uitverkocht was… en dat in een tijd dat de theaters en concertzalen klagen over te weinig publiek.
Natuurlijk is een uitvoering van een plaatselijk koor aanleiding voor familie, vrienden en kennissen om te komen luisteren en daarmee ook een sociaal gebeuren. Hopelijk leidt dit concert bij een enkeling tot: “Dat wil ik ook wel … meezingen in zo’n koor.”
Het concert begon met een trio van Anton Bruckner voor trombones, in het begin wat weifelend, met direct aansluitend – van dezelfde componist – het bekende Locus Iste. Dat was een mooie inzinger voor het koor. Het is een langzaam stuk met voor de sopranen enkele hoge noten en daar zijn nu juist die jongere mensen nodig, zodat er weer een open klank kan ontstaan. Toegegeven, het geheel was wel helemaal zuiver en had een goede balans tussen de verschillende stemmen.
De tweede inzinger – ook twee A4-tjes – van de tweede componist van deze middag: het Ave Verum corpus van Mozart. Doordat dit werk geen echt hoge noten voor de sopranen bevat, was het een uitstekende uitvoering. Het werd mooi gedragen gezongen en het Möbius Ensemble begeleidde zeer passend. Dat vond het publiek ook en tijdens het applaus kon de dirigent de solisten halen die nodig waren voor het Requiem van Mozart. Een prachtig begin, waarbij het wel leekt alsof de zon opkwam toen de vier koorstemmen na elkaar inzetten. Voor mij werd dat gevoel echter onderbroken door een sopraansolo die voor dit stuk veel te hard en met te veel vibrato gezongen werd. In het tweede deel liet het koor horen dat het ook goed is met snelle nootjes die allemaal tegelijk klonken en ook verderop onder elkaar bleven. De dirigent Carl van Kuyck speelde een belangrijke rol door uiterst scherp te slaan en daarmee het koor en orkest bij elkaar te houden.
In het Dies Irae (Dag de Oordeels) ging het koor “los”, zelfs zodanig dat het orkest het in volume niet kon bijbenen. Maar wat moet het lekker zijn voor de koorleden om zo voluit te kunnen zingen.
Hoe prachtig begon de solist van de baspartij met zijn noten, maar precies bij de zevende noot bleek dat het eigenlijk te laag voor hem was. Samen met de mooi gezongen tenorpartij en verderop weer het koor was het goed. In een volgend deel van de eigenlijk 14 deeltjes komt de film Amadeus weer bij mij boven. De agressieve dood zit de ijlende Mozart op de hielen. Prachtige beelden bij deze sterke afwisselingen in de muziek. Het wordt tijd de film weer eens te zien.
In het Domine Jesu schrijft Mozart enkele polyfone maten met grote sprongen en dan blijkt het toch erg moeilijk om die mooi te blijven zingen maar dat geldt evengoed ook voor professionele koren. Het polyfone deel (het koor zingt dan allerlei melodielijnen door elkaar) van het Sanctus loopt en klinkt dan wel weer als een trein.
Gelukkig past de sopraan zich in het Benedictus wel aan de rest van de solisten aan, waardoor het bijzonder plezierig is om naar te luisteren. Ten slotte kan het koor in een echte gezamenlijkheid met het orkest dit mooie werk afsluiten.
Vanzelfsprekend en terecht zijn er veel applaus, lof en bloemen.
Jos Schenkelaars
Een trouwe luisteraar